30 Januari 2020
Ik ben momenteel met mezelf de klos
Ik woon in een stad waar ik niemand ken
En gelijk ook niet een vreemdeling ben
Kronkelige straatjes, veel planten en bos
En bovendien, mijn rechter boventand zit los
Voor de tweede keer gezakt voor rijbewijs B
De eerste keer door trillende handen en knikkende knieën
Daarna spleet ik op de snelweg haast een auto in drieën
En opeens zit de rest van zo'n rit ook niet mee
De tandarts gebeld: 'Komt u maar om twee'
De regenbuien maken een somber geluid
Elke dag in de vroege kou kan ik weer fietsen
Twee maal per dag langs donkere nietsen
Waar blijft toch de zonnige licht op mijn huid
De tandarts kordaat, 'Die tand moet eruit.'
Als een schip gestrand in gitzwarte droefheid
Ik mis mijn vrienden en de dingen die we deden
maar niks anders meer uit dat dorre verleden
Is dit een depressie of een ander soort stroefheid
Wat een ellende...
Een kroon ben ik rijker, maar mijn fietssleutel kwijt.