Dag 532 in quarantaine

05 april 2020

Dag 532 in quarantaine






De schedel die op de romp van mijn vriend zat bloedt nog een beetje, maar minimaal.

Het ligt al een tijdje als een macaber kunstwerk in de hoek van de keuken, omringd door theatrale bloedspetters, haast even kunstzinnig aangebracht op de vloer en de kastjes.



Zijn levenloze lichaam heb ik voor de eettafel neergelegd. Hij stortte, na het moment supreme, nogal ongelukkig getimed voor de koelkast neer, en al woog hij niet veel; het is toch geen handige locatie.
Op het grijze laminaat trekt een spoor bloed, al bijna opgedroogd, van de ene kant naar de andere kant van de keuken. Het valt me op dat het frisse rode kleurtje, dat vers bloed heeft, al gauw iets donkerblauws begint te krijgen. Beetje paarsig.
De grote en enige professionele koksmes die ik voor de, met chirurgische precisie uitgevoerde onthoofding gebruikt heb, ligt in de spoelbak, in een laagje van rode vloeistof. Als ik echt goed kijk zie ik pas het enorme bloedbad. Het ging duizelingwekkend snel. En gemakkelijk.
Zo geruisloos. Als de buren iets hebben gehoord dan is het mijn stem toen ik 'Jaaa!!' riep op het moment dat het mes, na de uithaal, voor het eerst zijn smalle nek raakte.
Het gaat duidelijk om snelheid.
Hij had geen idee wat hem overkwam.
Kracht is minder van belang.

Maar de kwalitatief hoogwaardige lemmet komt ook enige glorie toe.


Wat een stilte.
Wat ervaar ik een uitzinnige opluchting.
Maar ik realiseer me dat er nog geen tijd is om van de vrede te genieten. Ik zal moeten poetsen alsof mijn leven ervan afhangt en waar laat ik in godsnaam die twee stukken? Ik raak dat nooit ongezien kwijt, bedenk ik me.
Ik neem plaats aan de eettafel en mijn blik wisselt zich af, van het dooie lichaam, naar zijn hoofd in de hoek van de keuken, naar de bloedsporen. Het zit zelfs op het plafond en in de gordijnen.
Dat kleine koppie kan in een plastic tas, dat kan zo mee in de kliko. Dat lijkt me niet zo'n probleem. Maar dat lijf is een ander verhaal.

Aan stukken snijden. Of in zijn geheel... Begraven in de tuin? De kuil voor de vijver, die er nooit meer zal komen, lijkt er opeens voor gemaakt.
Dan opeens denk ik dat de kruipruimte onder het huis, bereikbaar via de hal, de perfecte dumpplaats zal zijn voor de diverse bewijsstukken. Groot genoeg voor zijn lijf en zo goed als luchtdicht af te sluiten. Al zou het maar tijdelijk zijn. Het is een goeie plek. 
Ik pak de bloedbol op bij zijn oor en loop er mee naar de hal, bijna alsof het dagelijkse routine is. Ik open het luik met mijn rechterhand en met een Olympische soepelheid werp ik dat ooit zo knappe hoofd met mijn linkerhand in het zwarte gat onder me. Ik heb opeens een soort van in-house-graveyard, zoals we boven de veel te grote inloopkast hebben.

Ik, bedoel ik. Er is geen 'we' meer.
Als ik niet veel later dat lauwe, maar zware lichaam ook zijn laatste rustplaats in heb geschoven, besef ik dat ik alle vlekken er nooit meer uit krijg en direct daarna de confrontatie met mijn stomme ik dat de gordijnen aan de voorkant al die tijd open hebben gehangen.


Goddank voor het dorp, waarin ik leef. Er loopt hier hooguit een verdwaalde hondenbezitter zijn viervoeter uit te laten, eens in het uur, en heel af en toe komt die ouwe buurman zijn voortuin ingestrompeld.
Het is bijna twee jaar geleden dat de nationale qurantaine is ingesteld. Het dorp is een spookdorp geworden, bewaakt door militairen. Je zag er nauwelijks nog leven. 
Maar toch.

Het zou toch niet?

Heb ik mijn vriend vermoord met de gordijnen open, terwijl elke televisieserie, godbetert, stuk voor stuk laat zien hoe belangrijk intimiteit is bij dit soort werkzaamheden.  Als ik het goed had willen doen had ik net als Dexter overal landbouwplastic moeten ophangen.
Maar zoveel voorbereidingstijd heb ik niet gehad. Het zou ook nogal opzichtig zijn geweest. Als ie niksvermoedend staat te koken, verbouw ik het huis ondertussen tot de perfecte plaats delict met al dat plastic. Dat zou ongetwijfeld tot ongepaste vragen hebben geleid.
Ik had amper bedenktijd. In dat geval had ik hem rechtstreeks  boven het gat van de kruipruimte moeten decapiteren. Dat had me heel wat kopzorgen bespaard. Nee, ik bedacht me geen seconde. Ik handelde..

Hij stond, aldoor babbelend, af te wassen en ik schoof de keukenlade open, pakte het koksmes, gaf de lade een duwtje die dankzij soft-close geruisloos sloot en ik verzette één stapje. Ik zag zijn hangende schouders. Hoewel hij de afwas deed en normale mensen naar beneden kijken, stond hij gewoon recht voor zich uit te kijken, tegen de muur, al pratend. Wie doet dat nou? De keuken vulde zich met zijn onaflatende geouwehoer over werkelijk van alles, maar hoofdzakelijk over niks.
Ik greep het mes, als ware het een samoeraizwaard en ik een getraind beoefenaar, met beide handen stevig vast. Ik bracht het keukengerei dat dadelijk tot moordwapen zou transformeren, met gekromde armen tot achter mijn rechteroor. Nu zou ik perfect met ruime snelheid het mes door zijn hals kunnen jagen. En dat deed ik. Ogenblikkelijk.

'Jaaaa!', riep ik. Het hoofd vloog een stukje door de lucht en het bloed spoot als een vulkaan met kracht uit zijn romp. Daarna zakte het vrij vlot in elkaar, maar niet meteen. Dat was opvallend. Alsof er nog enkele seconden kracht in zijn benen zat.
"Ja, stop maar", zegt vriend hoofdschuddend. Zijn handgebaren onderstrepen nog eens zijn dwingende commando. "Dit wil dus niemand lezen in deze tijd! Het is stom en... en om te kotsen vooral!"


Ik ben verbijsterd.
Nu is het ijzig stil aan de eettafel.
Ja, het is anders dan andere schrijfsels van mijn hand, maar dat is toch niet zo erg? Alsof ik altijd maar dezelfde lollige luchtige shit moet produceren? Het is toch verdomme mijn brein, mijn schepping!
Hij staat op en begint de tafel af te ruimen.
"Het is niet per se heel slecht of zo", zegt ie ('Oh fijn, dankjewel'), maar het is ook niet bepaald goed.'
'-Het is me volstrekt duidelijk wat je er van vind. Top. Bedankt voor je feedback.'
'Wat nou? Je vraagt me altijd om reacties en nou geef ik er één en dan is het niet goed?' Ondertussen zie ik hem heen en weer de tafel steeds leger halen en niet veel later staat hij met zijn handen in het sop.
"Jouw talent", zegt ie, "zit in die... zeg maar, nogal aparte humor en thriller-schrijven is echt een totaal andere tak van sport en in deze tijd wil men vooral lachen. Denk ik. Ouderwets lachen. Of op zijn minst grinniken.'
Langzaam sta ik op en open de besteklade. Het blad van een groot boterhammes schittert me tegemoet. Ik aarzel niet en pak het op, terwijl ik al niet meer luister naar de analyse van mijn vriend. Dankzij de softclose hoor je de lade niet dicht glijden.
Ik zet een klein stapje en pak het mes stevig met beide handen vast en breng het tot achter mijn rechteroor..

Ja, dat is dus ook niet, slimmerd!', roept vriendlief terwijl hij met het dienbladje koffie de woonkamer in loopt. Hij zet het voor me neer en loopt weer terug naar de keuken. Niet lang daarna vult de geur van appeltaart langzaam de hele woning.


Ik vraag me onderwijl nog steeds af waar ik met mijn creativiteit heen moet en vooral met de behoefte om iets gruwelijks te laten ontstaan.
Het is zijn verjaardag, maar de feeststemming is in geen velden of wegen te bekennen. Alles wat leuk is, is dicht of verboden voor onbepaalde tijd te bezoeken. Militairen op straat. Nonstop slecht-nieuws-journaals en updates op de radio. We weten alles van grafieken en cijfers. 

De lentezon schijnt. Als ik niet beter wist zou ik denken dat het een prachtige dag was, maar dat is het werkelijk niet. 
Ik roer wat zielloos in mijn kopje koffie.

Zwart. Precies zoals mijn stemming. Ik heb ook geen flauw idee waar dat roeren vandaan komt, want er valt niks te roeren, al doe ik dat al zolang ik me kan herinneren.
Ik gebied Google Home om Qmusic op te zetten. Lekkere hippe radio voor leuke hippe luisteraars, tussen alle reclameblokken door, die sinds De Opsluiting in essentie nog maar één gemeenschappelijke boodschap verkondigen: 'Blijf thuis, houdt afstand'. 
Vriend komt binnen met zijn zelgemaakte appeltaart op een schaal met voet. De geur alleen al doet me hunkerend watertanden van genot. Naast de geur van vers gebakken pannekoeken is dit toch wel mijn meest favoriete aroma. 'Hebben ze zoiets niet in deodorant?', vraag ik me af.
Hij komt naast me zitten en ik geef hem een kus op zijn wang. '

Van harte gefeliciteerd, schat' , zeg ik. Hij lacht, zegt dankjewel en pakt het grote mes op, dat naast de taart ligt. Het glimmende blad nodigt me uit. Dan overhandigd hij me het mes, dat dadelijk tot moordwapen transformeerd. 'Aan jou de eer', zegt hij lachend.


 




Reageren?

Doe dat lekker hieronder.